Een Britse rechtbank staat passieve euthanasie toe

Gepubliceerd op : Thema : Einde van het leven / Euthanasie en geassisteerde zelfmoord Nieuws Temps de lecture : 2 min.

 Afdrukken

Onlangs legde een medisch team aan het Britse Hof voor de Rechtsbescherming de vraag voor of bij een 34-jarige man, die in een kunstmatige coma was geplaatst en al 10 jaar aan ernstige darmproblemen leed, de kunstmatige voeding en hydratatie mocht worden stopgezet.

De man had een depressieve voorgeschiedenis en was wegens zijn darmproblemen ‘stomapatiënt'. Bij hem was namelijk door een chirurgische ingreep een tijdelijke stoma geplaatst die zijn ontlasting of urine afleidde naar een zakje buiten zijn lichaam.

Omdat zijn toestand kritiek was geworden, kwamen de artsen tot het besluit dat een permanente stoma nodig was. De man had echter aan zijn familie te kennen gegeven dat hij zich tegen dergelijke ingreep uitdrukkelijk en schriftelijk verzette. In zijn voorafgaande wilsverklaring verduidelijkte hij onder meer ‘noodzakelijke of levensverlengende behandelingen te weigeren die rechtstreeks of onrechtstreeks zouden resulteren in de plaatsing van stomae door ileostomie, colostomie, urostomie of vergelijkbare ingrepen van blijvende aard…'. Met de instemming van zijn familie en rekening houdende met de gedane wilsverklaring, besloten de artsen hem na de ingreep in een kunstmatige coma te houden en hem sedatieve middelen toe te dienen en tegelijk de hydratatie en kunstmatige voeding stop te zetten.

Vooraleer deze beslissing te nemen, hadden de artsen de rechtbank (meer bepaald het Britse Hof voor de Rechtsbescherming) gevat met de vraag de voorgenomen behandeling op haar rechtmatigheid te toetsen. Alhoewel euthanasie en hulp bij zelfdoding in het Verenigd Koninkrijk verboden zijn en de patiënt niet terminaal was, willigde het Hof de euthanasievraag in van het medische team en van het ingeroepen motief ‘in het belang van de patiënt'.

Is de weigering zorg te verlenen als passieve euthanasie of hulp bij zelfdoding gerechtvaardigd ?

Verschillende ethische vragen zijn aan de orde in de aan het Britse Hof voorgelegde zaak. Vooreerst stelde zich de vraag of de patiënt niet eerst uit zijn kunstmatige coma diende te worden gehaald vooraleer sedatie toe te passen en kunstmatige voeding en de hydratatie te stoppen. Dit zou de patiënt in staat hebben gesteld zijn (voorheen gedane) verzet tegen levensverlengende behandelingen (die verder gaan dan het plaatsen van een tijdelijke stoma) alsnog te bevestigen of te herzien.

Meer fundamenteel stelt zich de vraag hoe het vrijwillig stopzetten van voedsel en hydratatie (het zogenaamde ‘Voluntarily Stopping Eating and Drinking' of VSED genoemd) dient te worden gekwalificeerd. Een stopzetting die onnodig wordt geacht kan men, op de drempel van de dood, inderdaad als een terechte zorgweigering bestempelen. In landen die deze praktijken niet legaliseerden, zien sommigen die stopzetting als een wettelijk alternatief voor euthanasie of hulp bij zelfdoding. Een studie van onderzoekers van de Universiteit van Lancaster toont aan dat heel wat Angelsaksische landen (zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Australië) het VSED zonder een duidelijk wettelijk kader de facto toelaten.

Hoe dan ook: strikt juridisch is er sprake van euthanasie door nalatigheid als een patiënt overlijdt ingevolge het staken van de vitale zorgen. Bij patiënten die niet terminaal ziek zijn (zoals in het aan het Hof voorgelegde geval) staat het stoppen van kunstmatige voeding en hydratatie gelijk met het verlenen van medische hulp bij zelfdoding (zie de studie hierover in de Annals of Internal Medicine).