Duitsland: twee wetsvoorstellen om hulp bij zelfdoding te decriminaliseren

Auteur / Bron : Gepubliceerd op : Thema : Einde van het leven / Euthanasie en geassisteerde zelfmoord Nieuws Temps de lecture : 3 min.

 Afdrukken

Op 21 april werden in het Duitse parlement (Bundestag), tijdens een oriënterend debat over de depenalisering van hulp bij zelfdoding, twee wetsvoorstellen ingediend. De wetsvoorstellen, ingediend en aangestuurd door de oppositie, beogen de erkenning en de uitvoering van een "recht om te sterven", in naam van de "zelfbeschikking" van elk individu over zijn of haar leven. Indien de voorstellen aangenomen worden, zou het voor iedereen mogelijk zijn de hulp van een derde in te roepen om een einde aan zijn leven te stellen, zonder dat deze derde strafrechtelijk kan worden vervolgd.

De term hulp bij zelfdoding (Sterbehilfe) is een manier om te spreken over euthanasie, d.w.z. de daad waarbij iemand op zijn verzoek vrijwillig gedood wordt, of waarbij een dodelijk middel wordt aangereikt om te helpen zelfmoord te plegen. Het woord euthanasie zelf blijft in Duitsland na de tweede wereldoorlog taboe, omdat het verwijst naar de Aktion T4, waarbij het Nazi-regime gehandicapten doodde.

Het begon toen het Federaal Grondwettelijk Hof (Bundesverfassungsgericht), met een arrest van 26 februari 2020, de wetgever verplichtte de wet van 2015 op de hulp bij zelfdoding te hervormen. Die wet verbiedt elke commercialisering van zelfmoord. Het Hof verklaarde deze wet ongrondwettig, en dat in een klimaat van druk vanuit pro-euthanasieverenigingen (Euthanasia Duitsland, Dignitas Duitsland), sommige artsen en burgers. Onder de grondwettelijke verplichtingen die het Hof formuleerde, behoort de bescherming van het recht op zelfbeschikking in het aanschijn van de dood en de ruime interpretatie van dit recht "gewaarborgd in alle fasen van het leven van een persoon". Deze vrijheid impliceert volgens het Hof ook het recht om de hulp van een derde in te roepen om iemand te helpen sterven en omvat ook, aldus het Hof, de handeling van een derde om iemand te helpen bij zelfdoding, als een grondrecht. (Zie EIB Bulletin)

De inhoud van de twee wetsvoorstellen is gelijklopend, in die zin dat zij de keuze om te sterven tot grondrecht verheffen en de absolute zelfbeschikking aanvaarden die in de omstreden uitspraak van het Grondwettelijk Hof is vastgelegd.

Het wetsvoorstel dat de Groenen (die Grüne) en enkele christendemocraten (CDU) indienden voorziet in de liberalisering van hulp bij zelfdoding voor de gehele bevolking, zelfs in bepaalde gevallen voor minderjarigen die aan een ernstige ziekte lijden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mensen die aan een (niet noodzakelijk ernstige of ongeneeslijke) ziekte lijden en andere redenen voor zelfmoord. Alleen voor de laatste zou voorafgaande toestemming van de overheid vereist zijn. Hulp bij zelfdoding zou kunnen worden verleend door centra met winstoogmerk, zolang hun winsten vooraf door de overheid wordt afgebakend.

Het tweede voorstel, ingediend door Die Linke, liberalen (FDP) en socialisten (SPD), biedt een nog soepeler medische regeling van zelfmoord aan: de arts zou nota nemen van de redenen en rechtvaardigingen die de aanvrager opgeeft, zou een ‘ziekenbriefje' afgeven voor het ophalen het dodelijke middel en een verslag sturen aan de volksgezondheidsinstantie, dat alles zonder verdere voorwaarden of verplichte bedenktijd voor de aanvrager.

In de huidige gezondheidscrisis is deze politieke agenda waarlijk onthutsend: opvang-, luister- en palliatieve zorgstructuren worden opgezet om de meest kwetsbaren te beschermen en om de medisch-sociale ondersteuning te versterken. Er bestaat een groot risico dat mensen die lijden of die gebukt gaan onder psychische problemen, zonder adequate zorg voor zelfmoord kunnen kiezen. Deze paradox is des te opvallender omdat artikel 1 van de Duitse grondwet bepaalt dat "de waardigheid van de mens onschendbaar is" en dat "alle overheden verplicht zijn deze te eerbiedigen en te beschermen".

De liberalisering van zelfmoord in Duitsland gaat in deze twee wetsvoorstellen veel verder dan andere Europese wetgevingen inzake euthanasie (Nederland, België, Luxemburg, Spanje en Portugal), want zij stellen hulp bij zelfdoding ook open voor personen die niet aan een ongeneeslijke ziekte lijden. Beide wetsvoorstellen zouden zich niet beperken tot terminaal zieken, maar zouden mensen die tijdelijk depressief zijn en die in een moment van zwakte een eind aan hun leven willen maken, in staat stellen dit in een korte tijd te doen, en dat met de hulp van de samenleving. Als hulp bij zelfdoding die snelle, doeltreffende en goedkope oplossing blijkt te zijn, hoe staan we dan tegenover het vele werk dat wordt verricht door verenigingen die zelfmoord willen helpen voorkomen? Zou het toestaan van hulp bij zelfdoding er niet toe leiden dat de overheid niet meer investeert in zelfmoordpreventie?

Parallel met deze parlementaire discussies moet nog worden vermeld dat de Duitse federale artsenvereniging op 4 mei, na een verhit intern debat, het verbod op hulp bij zelfdoding uit haar ethische code heeft geschrapt. Hoewel de Duitse artsenvereniging in principe gekant blijft tegen hulp bij zelfdoding, draagt deze schrapping er ongetwijfeld toe bij om de weg te openen naar een brede depenalisering van euthanasie, en daarmee naar een ongekende antropologische omwenteling.