Oostenrijk: Is de wet op hulp bij zelfdoding (zo) restrictief?

Auteur / Bron : Gepubliceerd op : Thema : Einde van het leven / Euthanasie en geassisteerde zelfmoord Nieuws Temps de lecture : 3 min.

 Afdrukken

De op 16 december 2021 aangenomen Oostenrijkse wet inzake "overlijdensregeling" (Sterbeverfügungsgesetz) is op 1 januari 2022 in werking getreden.

Deze wet maakt hulp bij zelfdoding onder bepaalde voorwaarden mogelijk, als antwoord op de uitspraak van het Oostenrijks Constitutioneel Hof (zie IEB-nieuws 16/12/20) dat verplicht om hulp bij zelfdoding vóór 2022 uit het strafrecht te halen.

De definitieve tekst komt grotendeels overeen met het oorspronkelijk wetsvoorstel (zie IEB-nieuws 18/11/21), op enkele verschillen na.

Onder de criteria met betrekking tot de toestand van de patiënt, vinden we getroffen zijn door een "ongeneeslijke dodelijke ziekte" of een "ernstige en blijvende ziekte met blijvende symptomen waarvan de gevolgen voor de rest van zijn leven merkbaar zijn," een toestand van lijden "die niet anderszins kan worden vermeden", de criteria van meerderjarigheid en wilsbekwaamheid (zowel op het tijdstip van het verzoek als van de daad van geassocieerde zelfdoding), het vereiste van de Oostenrijkse nationaliteit of verblijfplaats

De procedure voorziet in een verplichte periode van twaalf weken tussen het verzoek van de patiënt en de daadwerkelijke mogelijkheid van geassocieerde zelfdoding. Deze termijn wordt verkort tot twee weken indien het overlijden in de nabije toekomst wordt verwacht.

In de praktijk ontvangt de patiënt aan het einde van de periode vanwege de notaris (of een wettelijk bevoegde vertegenwoordiger) het formulier waarmee hij bij een apotheker de levering van het dodelijke gif voor de beëindiging van zijn leven kan verkrijgen. Deze stof kan door de patiënt zelf of, indien hij daartoe niet in staat is, door een gemandateerde persoon worden opgehaald. Het gif moet binnen een jaar na levering worden gebruikt.

 

Strikte voorwaarden?

De wettekst, die met enige tegenzin is aangenomen door de Oostenrijkse wetgever (die zich, net als de Duitse en Italiaanse wetgevers, "vast" gezet voelde door de uitspraak van het Constitutioneel Hof), beoogt in beginsel de hulp bij zelfdoding strikt te reguleren.

Dit blijkt met name uit het verbod op reclame ter zake, alsmede uit het verbod voor de helper om een ander economisch voordeel te verkrijgen dan een kostenvergoeding. Ook hiervoor zijn specifieke financiële sancties voorzien.

Voorts leidt de niet-naleving van de substantiële voorwaarden, die met name verband houden met de toestand van de patiënt, tot de toepassing van de algemene strafrechtelijke regeling, die voorziet in een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar voor elke uitlokking van of deelname aan zelfmoord.

Afgezien van deze eerste vaststellingen leidt een zorgvuldige bestudering van de tekst tot sterke twijfels over het werkelijk restrictief karakter van de Oostenrijkse wet.

 

Niet-betrokkenheid van verzorgers

Hiermee wil de wetgever voorkomen dat zorgverleners en instellingen betrokken raken bij hulp bij zelfdoding, rekening houdend met het feit dat het beëindigen van het leven van een patiënt logischerwijs in strijd is met de beroepsethiek van artsen en andere zorgverleners.

Daarom bepaalt de wet dat eenieder, al dan niet verzorger, de patiënt bij het plegen van zelfmoord mag helpen door de dodelijke dosis bij de apotheker op te halen en/of aan de patiënt toe te dienen.

Evenzo willen de autoriteiten de oprichting uitsluiten van instellingen of beroepen die gespecialiseerd zijn in beëindiging van het leven van anderen.

Hulp bij zelfdoding vindt derhalve plaats in een "privé-setting", met de hulp van een persoon die bereid is eraan mee te werken en die niet noodzakelijk een verzorger is.

De artsen blijven echter betrokken bij het onderzoek van de wilsbekwaamheid van de patiënt; in dit geval zijn twee artsen vereist, van wie er één gespecialiseerd is in palliatieve zorg.

Deze twee artsen zijn ook verplicht de patiënt te informeren over mogelijke behandelingen en zorg, alsmede over de mogelijkheden van psychologische ondersteuning, zelfmoordpreventie of andere adviezen.

Tegelijkertijd is het echter aan de artsen om de wijze van dosering van het gif uit te leggen en aan te geven welke geneesmiddelen naast het gif moeten worden ingenomen.

Rekening houdend met het feit dat artsen ook verplicht zijn de ziekte- en lijdenstoestand van de patiënt te onderzoeken, lijkt de rol van deze artsen doorslaggevend te zijn voor de toegang van de patiënt tot hulp bij zelfdoding.

 

Deels subjectieve criteria

Ook de formulering van criteria met betrekking tot de lijdens- en ziektetoestand van de patiënt volgt een betrekkelijk subjectieve logica. Dit is met name het geval voor het criterium betreffende "een ernstige en blijvende ziekte met blijvende symptomen waarvan de gevolgen de rest van het leven van de betrokkene beinvloeden".

Uiteindelijk bestaat het risico, zoals is vastgesteld in landen die euthanasie of hulp bij zelfdoding reeds hebben gelegaliseerd, dat de naleving van deze criteria in hoofdzaak zal afhangen van wat de patiënt zegt.

Vanuit dit oogpunt zou een gehandicapte of gewonde persoon die niet aan het eind van zijn of haar leven is, in aanmerking komen voor hulp bij zelfdoding in Oostenrijk, indien hij of zij van mening is dat hij of zij "zijn of haar toestand van lijden niet kan vermijden".

Dit doet het vooruitzicht ontstaan van een snelle uitbreiding van de medische voorwaarden voor hulp bij zelfdoding - een vooruitzicht dat opnieuw wordt bevestigd in elk land dat euthanasie of hulp bij zelfdoding heeft gelegaliseerd - onder meer door een in wezen subjectieve interpretatie van de wettelijke voorwaarden.

 

Gewetensclausule

Tenslotte zij erop gewezen dat de Oostenrijkse wetgever op het laatste moment een uitgebreide gewetensclausule ter zake heeft ingevoegd.

Volgens artikel 2 van de wet is "geen enkele natuurlijke of rechtspersoon verplicht hulp te verlenen" bij het plegen van zelfmoord, niet alleen met betrekking tot de verstrekking van het gif door de apotheker, maar ook met betrekking tot het verstrekken van medische informatie of het opstellen van het formulier waarmee toestemming voor hulp bij zelfdoding wordt verleend.