Kroatië veroordeeld voor het dumpen van doodgeboren kind

Publié le : Thématique : Statut du corps humain / Embryons Actualités Temps de lecture : 1 min.

 Imprimer

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geeft het echtpaar MARIC gelijk. Na een zwangerschap van 9 maanden beviel mevr. MARIC in een Kroatisch ziekenhuis van een doodgeboren kind. Het echtpaar gaf de toestemming voor een autopsie, en verzocht het ziekenhuis om het kind daarna te laten begraven. Een paar maanden later wilden de ouders weten waar hun kind precies begraven werd. Hierop antwoordde het ziekenhuis dat het lichaam verbrand werd, samen met het overige “ziekenhuisafval”.
Voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verklaarden dhr. en mevr. MARIC dat de manier waarop het ziekenhuis het stoffelijk overschot van hun kind behandeld heeft, indruist tegen het recht op eerbiediging van hun privé, gezins- en familieleven (artikel 8 van het Verdrag), en dat hun klacht door de bevoegde nationale rechtbanken dan ook onterecht ongegrond verklaard werd.
Het Hof wijst eerst en vooral op het delicate karakter van de situatie, en oordeelt daarop dat de handelwijze van het ziekenhuis in meerdere opzichten een inbreuk vormt op het recht op eerbiediging van het privéleven van de ouders.
Die inbreuk bestempelt het Hof bovendien als onwettig, aangezien de wet niet toestaat dat een stoffelijk overschot van een foetus ouder dan 22 weken als “ziekenhuisafval” wordt beschouwd. Het Hof wijst er ook op dat het Kroatische recht onvoldoende voorbereid is op dergelijke situaties.
Het Hof oordeelt dat er in dit geval inderdaad sprake is van een inbreuk op artikel 8 van het Verdrag, en kent de ouders een schadevergoeding toe.